‘Investeren in sociaal werk is investeren in bewoners’

15 maart 2022

Lisa Develtere

Wie aan een woonzorgcentrum denkt, denkt niet meteen aan sociaal werk. Toch spelen sociaal werkers er een cruciale rol. Sociaal.Net sprak met Frea De Muyter van De Refuge, een woonzorgcentrum in hartje Gent dat bewust kiest voor een grote sociale dienst.

Frea De Muyter De Refuge

© ID / Lieven Van Assche

Continuïteit

Woonzorgcentrum De Refuge werd ons getipt als een werking die inzet op sterk sociaal werk. Het woonzorgcentrum aan de Coupure in Gent telt 165 permanente bewoners en 15 mensen in kortverblijf. 67 ouderen verblijven in een assistentiewoning. Er zijn ook twee dagcentra.

De sociale dienst is met vier medewerkers goed bemand voor een woonzorgcentrum van deze grootte. Een van de belangrijkste redenen om zoveel sociaal werkers in te zetten? Continuïteit. In De Refuge is het de bedoeling dat dezelfde sociaal werker de oudere en zijn familie doorheen het ganse verblijf begeleidt.

‘Dezelfde sociaal werker begeleidt de oudere en zijn familie doorheen het ganse verblijf.’

“We proberen van in het prille begin te bouwen aan een vertrouwensrelatie”, vertelt sociaal werker Frea De Muyter (31). “Verhuist iemand bijvoorbeeld van een assistentiewoning naar het woonzorgcentrum, dan blijft dezelfde sociaal werker zijn aanspreekpunt.”

Ingrijpende gebeurtenis

Het eerste contact start voor de opname. “Kandidaat-bewoners of een vertrouwenspersoon komen langs om kennis te maken. Kan de persoon niet tot bij ons komen, dan gaan wij op huis- of ziekenhuisbezoek. We schatten de zorgbehoefte in en luisteren naar mensen hun wensen. Samen bekijken we welke ondersteuning het meest gepast is.”

“Een verhuis naar een woonzorgcentrum is een ingrijpende gebeurtenis”, weet Frea. “Daar staan we tijdens die gesprekken uitgebreid bij stil, samen met de familie. Op de opnamedag zullen we de bewoner ontvangen, samen met de mensen van het zorgteam.”

Nadien volgen de sociaal werkers nieuwe bewoners de eerste weken nauwgezet op. Ze helpen ze met praktische vragen zoals een adreswijziging, maar bovenal staan ze stil bij hoe bewoners en hun familie het verblijf ervaren.

Open deur

Frea en haar collega’s gaan regelmatig langs bij de bewoners, maar ook omgekeerd staat de deur van de sociale dienst quasi altijd open. “Je mag dat best letterlijk nemen”, vertelt ze. “Veel mensen springen bij ons binnen met een vraag of gewoon om een babbeltje te slaan. We willen de drempel zo laag mogelijk houden. We zeggen ook altijd dat ze iemand van de afdeling kunnen vragen om ons te bellen, zonder dat ze hoeven te zeggen waarom.”

‘Tijdens de eerste gesprekken leggen mensen nog niet alles op tafel.’

“Mensen moeten het gevoel hebben dat ze bij je terecht kunnen. Tijdens de eerste gesprekken leggen de mensen nog niet alles op tafel. Je legt met hen een traject af. Je bouwt een band op. Na verloop van tijd komen de moeilijkere vragen of gevoeligere thema’s boven drijven.”

En ook al zijn ze met vier sociaal werkers, nog steeds is dat niet genoeg om iedereen vaak of lang te zien. “Toch is het belangrijk dat je mensen het gevoel geeft dat je echt tijd voor hen neemt. Zelfs al heb je in feite weinig tijd.”

Familiale conflicten

Hoe langer Frea iemand kent, hoe sneller ze ook non-verbale signalen oppikt. “Daar moet je als sociaal werker alert voor zijn”, zegt ze. “Is iemand stiller dan anders, dan spreek ik die bewoner daarop aan. Het kan altijd zijn dat je dat verkeerd inschat, maar voor hetzelfde geld volgt er een heel verhaal.”

‘Een thema dat vaak terugkomt zijn familiale conflicten.’

“Een thema dat vaak terugkomt zijn familiale conflicten tussen de oudere en een van de kinderen, of tussen kinderen onderling. In de eerste plaats luisteren we, maar we zullen ook bemiddelen als de bewoner daarom vraagt.”

Wij zijn ook bemiddelaars

De rol van bemiddelaar spelen de vier werkers ook binnen het woonzorgcentrum. “We proberen de noden en verwachtingen van bewoners af te stemmen op wat wij als organisatie kunnen bieden. We proberen altijd tot een oplossing te komen waar iedereen zich in kan vinden”, zegt Frea.

Het water tussen de noden van de bewoners en de mogelijkheden van de organisatie is vaak niet zo diep als gedacht. “Een man wiens vrouw bij ons was opgenomen, vertelde dat hij vroeger vaak voor haar kookte. Hij vond het jammer dat dat nu niet meer kon.”

‘Vaak is er veel meer mogelijk dan mensen denken.’

“Ik heb hem verteld dat we dat zeker konden organiseren. De man kon voor zijn vrouw koken in de keuken van de afdeling waar ze verblijft. De tafel werd mooi gedekt en het koppel beleefde nog eens zo’n moment samen. Vaak is er veel meer mogelijk dan mensen denken.”

Frea De Muyter De Refuge

“Het is belangrijk dat je mensen het gevoel geeft dat je echt tijd voor hen neemt. Zelfs al heb je in feite weinig tijd.”

© ID / Lieven Van Assche

Neutrale positie

Dat sociaal werkers zelf niet in de zorg staan, is een troef, vindt Frea. “We hebben een neutrale positie. We hebben de context van de bewoners in kaart en brengen tijdens het multidisciplinair overleg een ander perspectief binnen dan de medische blik. Daar wordt van ons ook een open, eerlijke en constructieve houding verwacht.”

“Ik ben ervan overtuigd dat als je als woonzorgcentrum investeert in je sociaal werkers dat je investeert in het welbevinden van de bewoners. Er zijn heel wat momenten waarop wij de kwaliteit van de zorg, dienstverlening, samenwerkingen en communicatie proberen af te toetsen.”

‘Hoe vervelend het ook is, we moeten open en eerlijk zijn. Dat is onze rol.’

De sociale dienst organiseert bijvoorbeeld bewonersraden, familieraden en opvolgingsgesprekken met de bewoners. De signalen die het daar oppikt, worden doorgegeven aan de directie of het multidisciplinair overleg.

Soms betekent dat ook dat ze klachten of ergernissen over zorgverleners moeten signaleren. Hoe vermijden ze dat dit voor spanning zorgt met de collega’s? “Door vooral te spreken vanuit de beleving van de bewoners. Het is niet mijn mening. Hoe vervelend het ook is, we moeten open en eerlijk zijn. Dat is onze rol.”

Het kan bijvoorbeeld dat een bewoner geen klik heeft met een zorgkundige, vertelt Frea. “Gelukkig gebeurt dat niet vaak. Maar we hebben al meegemaakt dat een bewoner die in het verleden slachtoffer was van seksueel misbruik bezwaar maakte tegen een mannelijke zorgverlener. Met zo’n dingen moet je absoluut rekening houden.”

Evenwichtsoefening

Nog een opdracht binnen het brede takenpakket is de ontslagbegeleiding van mensen na hun kortverblijf. Samen met de bewoners en medewerkers bekijken ze of terug naar huis gaan haalbaar is en welke thuiszorg er moet komen.

“Dat is vaak een evenwichtsoefening. Enerzijds wil je rekening houden met de autonomie van mensen, anderzijds ben je vaak bezorgd. Gaat het wel lukken alleen thuis?”

‘Enerzijds wil je rekening houden met de mensen van de bewoners, maar anderzijds ben je vaak bezorgd. Gaat het wel lukken alleen thuis?’

Soms is het echt kantje boord. “Een alleenstaande man die bij ons verbleef na een gebroken heup wilde absoluut naar huis gaan na het einde van zijn verblijf. Dus organiseerden we thuiszorg. Ik ging mee naar huis op de dag van zijn ontslag. Maar toen ik zag hoe hij leefde, begon ik me echt zorgen te maken.”

“De man kon zich alleen maar verplaatsen met een rollator, maar de deur van zijn toilet was daar te smal voor. ‘Wat heb ik nu gedaan?’, vroeg ik mij af. Het hield me heel erg bezig. Ik was echt bang dat hij opnieuw zou vallen en in het ziekenhuis belanden.”

Uiteindelijk is alles goed verlopen. Na een korte periode thuis, besloot hij uiteindelijk om toch naar het woonzorgcentrum te komen. “Hij is heel dankbaar voor die tijd die hij nog thuis heeft kunnen doorbrengen. Hij was nog niet klaar om de stap naar een woonzorgcentrum te zetten.”

Frea De Muyter De Refuge

“Ik wilde een job waar ik echt iets kan betekenen voor mensen.”

© ID / Lieven Van Assche

Zorg op maat

Want die stap van thuis naar het woonzorgcentrum is groot. “Dat zien we zeker bij mensen die nog wilsbekwaam zijn. Maar ook familie van mensen met dementie worstelen met de vraag wanneer vader of moeder moet verhuizen. Daar is ook geen pasklaar antwoord op.”

“Meestal zoeken we eerst naar tussenoplossingen”, aldus de sociaal werker. “Daarom is het fijn dat we als organisatie zo’n divers zorgaanbod hebben. We kunnen zorg op maat bieden. Mensen kunnen bijvoorbeeld eerst naar het dagcentrum komen en zo onze werking al leren kennen.”

Flexibel

Telkens weer moeten Frea en haar collega’s inspelen op wie ze voor zich hebben. “We moeten flexibel zijn. Dat vind ik heel fijn. Ik kom in contact met allerlei mensen en leefwerelden. Regelmatig krijg ik vragen die ik nog nooit eerder kreeg. En ik werk hier nu toch al een tijdje.”

‘Regelmatig krijg ik vragen die ik nog nooit eerder kreeg.’

Met de collega’s moeten ze er vaak om lachen dat ze pas tegen het einde van de werkdag aan hun to do-lijst van die dag kunnen beginnen. Niet zelden wordt hun agenda overhoopgehaald door onverwachte gebeurtenissen. “Dat is eigen aan werken met mensen. Een job die er elke dag hetzelfde uitziet? Ik kan het me niet voorstellen.”

Enthousiasme

Het enthousiasme van Frea is duidelijk. Als dochter van ouders die beiden in de sociale sector werken, wilde ze zelf ook iets zinvol doen. “Ik wilde een job waar ik echt iets kan betekenen voor mensen. Als vrijwilliger in een woonzorgcentrum proefde ik voor het eerst van de ouderenzorg. En tijdens mijn opleiding koos ik bewust voor een stage in een woonzorgcentrum.”

‘De coronamaatregelen staan in schril contrast met hoe we als huis zijn.’

Wat haar zo aanspreekt? “Werken met ouderen ligt me. Maar ook de ambiance hier. Al is de sfeer door de pandemie al twee jaar niet meer hetzelfde. Zeker in de eerste golf stonden de maatregelen in schril contrast met hoe we als huis zijn. Naast de zorg, willen we echt een thuis zijn. En bij dat huiselijk gevoel is de familie onmisbaar. We zien hen als partner in de zorg.”

Corona

De Refuge bleef lang gespaard van het virus. Maar begin vorig jaar, enkele dagen nadat de bewoners hun eerste prik kregen, was er een uitbraak.

“Dat was een ware mokerslag. Het was een verschrikkelijke periode”, herinnert Frea zich. Haar hoofdtaak in die weken: communiceren met de familie van de bewoners. Twee keer per dag belde ze hen op, ook in de weekends. “Ik probeerde een verbindende factor te zijn, een brug tussen de familie en de bewoner. Dat intensieve contact werd enorm geapprecieerd. Het heeft ook veel onnodige ongerustheid kunnen voorkomen.”

Dat de familie in de eerste coronagolf op een afstand werd gehouden was zwaar. “Het heeft zonder twijfel een invloed gehad op het mentaal welzijn van bewoners. Ook voor ons was het moeilijk. Gelukkig is bezoek intussen terug mogelijk”, zegt Frea. “Maar de vele feestjes, etentjes en grote activiteiten kunnen nog niet. Ook de vrijwilligerswerking draait nog niet op dezelfde kracht. We kijken er enorm uit naar het moment waarop alles weer kan zijn zoals vroeger.”